Web3 wordt geprezen als de volgende generatie van het web, gebaseerd op de blockchain. Het heeft een gedecentraliseerde architectuur en een economie gebaseerd op cryptotokens. Hoe werkt dat en kan het wel aan de beloftes voldoen?
Koen Vervloesem
Het World Wide Web (www) werd in 1989 uitgevonden in het Europese onderzoekscentrum CERN door de Brit Tim Berners-Lee en de Belg Robert Cailliau. In 1991 werd de eerste webbrowser buiten CERN verspreid en in de jaren erna groeide het web. Het was de tijd van persoonlijke webpagina’s: vaak statische pagina’s zonder database erachter. Deze periode, die tot ongeveer 2004 duurde, noemen we ondertussen Web 1.0. Vanaf 2004 werd het web heel wat interactiever. Het web werd een platform met applicaties. Bezoekers konden niet alleen informatie bekijken, maar ook zelf toevoegen of aanpassen. Het maakte websites zoals Wikipedia maar ook sociale netwerken zoals Twitter, Facebook en Instagram groot. Onder de motorkap van wat al snel Web 2.0 werd genoemd, draaide de programmeertaal JavaScript in de webbrowser van de bezoekers.
Het web is sinds dertig jaar al heel wat geëvolueerd |
DE ECONOMIE VAN WEB 2.0
De essentie van Web 2.0 is echter niet de technologie erachter, maar het verdienmodel en wie de macht in handen heeft. Veel van die Web 2.0-websites hebben dezelfde aanpak om geld te verdienen. Ze bieden een gratis dienst aan, maar verdienen aan het verkopen of op een slinksere manier te gelde maken van de data van gebruikers. Hoe meer data deze diensten over hun gebruikers hebben, hoe gerichter ze advertenties kunnen tonen of hoe meer ze kunnen verdienen aan het verkopen van die data.
Gebruikers maken zich daar vaak geen zorgen over, want ze kunnen de dienst gratis gebruiken en merken de nadelen van het verkopen van hun data meestal niet rechtstreeks op. Maar diezelfde websites worden ook vaak opgeschrikt door datalekken. Persoonlijke gegevens liggen dan op straat, wat tot privacy-inbreuken en mogelijk identiteitsdiefstal leidt.
Bovendien is het moeilijk om uit zo’n sociaal netwerk te stappen zodra je er een tijdje in zit. Als al je vrienden op Facebook zitten, stap jij er dan nog uit? Het kan, maar je zult je snel buitengesloten voelen. Anderzijds is het mogelijk dat een Web 2.0-dienst je account blokkeert als je opinies hen niet zinnen. Of de overheid kan een hele website uit de lucht halen als de makers van de website er een minder populaire opinie op nahouden. En daar kun je dan niets tegen doen. Deze gecentraliseerde Web 2.0-diensten zijn veel te machtig en zorgen ervoor dat onze eigen data tegen ons worden gebruikt. Google, Apple, Facebook (nu Meta), Amazon en Microsoft zitten allemaal in datzelfde verdachte hoek met hun diensten. Het web is sinds dertig jaar al heel wat geëvolueerd
Het InterPlanetary File System slaat bestanden gedecentraliseerd op via een blockchain |
DECENTRALISATIE MET WEB3
En zo komen we bij het fundament van Web3: decentralisatie. De term Web3 werd in 2014 gepopulariseerd door Gavin Wood, een van de oorspronkelijke ontwikkelaars van de blockchain Ethereum (ethereum.org). Zijn leuze was “less trust, more truth”. In Web 2.0 moeten we maar vertrouwen dat de gecentraliseerde diensten het goed met ons voor hebben, maar het is gebleken dat veel van deze diensten ons vertrouwen niet waard zijn. In Web3 is de macht niet meer in handen van enkele centrale partijen, maar worden we weer de baas over onze eigen data.
Hoe gebeurt dat dan? Web3-applicaties draaien niet op servers van één centrale partij, maar verspreid op een blockchain, als gedecentraliseerde apps (zie ook Denkwerk in PC-Active 321). Het gaat hier overigens niet over één blockchain, verschillende toepassingen kunnen op verschillende blockchains draaien. Zo kun je bestanden online opslaan en delen met InterPlanetary File System (ipfs.io), terwijl je slimme contracten uitvoert met Ethereum.
En dankzij de blockchain onder de motorkap hoef je bij Web3 niet op één centrale partij te vertrouwen. Transacties worden cryptografisch beschermd. Dat geeft je wiskundige zekerheid dat het om geldige transacties gaat, zonder dat je daarvoor een derde ‘vertrouwde’ partij moet inschakelen. Bovendien maakt een Web3-systeem doorgaans de broncode van de software openbaar. Daardoor kun je zelf nagaan of de software wel doet wat de makers beweren. Je hoeft de makers dus ook niet te vertrouwen. De blockchain zelf, die alle transacties bevat, is ook volledig openbaar, zodat niemand iets achter je rug kan doen. Terwijl de back-end van Web3 fundamenteel verschilt van die van Web 2.0-diensten, hoeven gebruikers daar niet altijd iets van te merken. De websites zelf zijn immers nog altijd op html5, css, JavaScript en andere moderne webtechnologieën gebouwd. Denk maar aan het JavaScript-framework React dat zo populair is in Web 2.0-toepassingen. Hetzelfde geldt voor Web3.
|
||
Web 3.0 - of het semantische web - |
CRYPTOTOKENS
Maar om echt van een gedecentraliseerd systeem te kunnen spreken, zouden alle gebruikers eigenlijk actief moeten deelnemen aan het netwerk. Maar dat deelnemen kost natuurlijk inspanningen. Want dan moet je een server draaien. Daarom worden bij Web3-toepassingen de gebruikers die het netwerk mee helpen draaien, vaak beloond met cryptotokens. Die hebben een waarde en kunnen ingeruild worden op cryptobeurzen. De waarde van zo’n token hangt doorgaans ook af van hoe populair het netwerk is.
Voor het gebruik van de Web3-toepassing betaal je dan ook in deze tokens. In essentie betalen de gebruikers dus elkaar: wie data op een Web3-opslagdienst wil opslaan, betaalt aan wie opslagcapaciteit aanbiedt op het Web3-netwerk. Filecoin (filecoin.io) werkt bijvoorbeeld zo. Maar hetzelfde principe zien we al bij Bitcoin (bitcoin.org), waar de miners het netwerk in gang houden en daarvoor betaald krijgen, terwijl gebruikers transactiekosten betalen aan de miners wanneer ze bitcoins willen overdragen aan anderen. In Web3 worden gebruikers dus beloond voor de waarde die ze aan het netwerk toevoegen, terwijl bij Web 2.0-diensten de aanbieder alle winst opstrijkt.
De tijd dat je nog zelf bitcoins kon delven, is al lang voorbij: dat gebeurt nu in grote datacenters |
MACHT AAN DE GEBRUIKERS
Veel Web3-projecten geven gebruikers ook letterlijk macht over het project als ze tokens bezitten. Zo biedt Radicle (radicle.xyz) een gedecentraliseerd alternatief voor GitHub. Eigenaars van het RAD-token kunnen stemmen op voorstellen van het project en kunnen zo meebeslissen over de toekomst. Zo wordt ook de macht over het project gedecentraliseerd.
Maar het is niet omdat een systeem gedecentraliseerd is opgebouwd, dat het altijd gedecentraliseerd blijft. Volgens uitgever Tim O’Reilly, die zelf de term Web 2.0 uitvond, hebben we in de computerindustrie al diverse cycli van decentralisatie en recentralisatie meegemaakt, en telkens won de centralisatie het van de oorspronkelijke decentralisatie.
Zo was de ‘personal computer’ (pc) een open architectuur van IBM, waar elk bedrijf op kon voortbouwen. Die openheid was een belangrijke reden voor het succes van de pc: niemand controleerde het platform. Maar Microsoft centraliseerde het gebruik ervan met zijn ingebakken besturingssysteem Windows. Daarna kwam weer een golf van decentralisatie door de opkomst van het World Wide Web, open protocollen en opensourcesoftware. Maar daarna kwamen de Web 2.0-bedrijven zoals Google en Amazon, die - daarbij dankbaar gebruikmakend van open protocollen en opensourcesoftware - alles weer centraliseerden. Volgens O’Reilly zal het deze keer niet anders zijn. Web3 belooft weer decentralisatie, maar kan de natuurlijke neiging tot recentralisatie niet tegengaan. Kijk maar naar Bitcoin: in principe kan iedereen bitcoins delven, maar in de praktijk ligt dat in handen van een klein aantal grote miners die toegang hebben tot lage energiekosten. Bitcoin is daardoor minder gedecentraliseerd dan uitvinder Satoshi Nakamoto het had bedoeld.
WILLEN GEBRUIKERS DIE MACHT?
Volgens Moxie Marlinspike, de bedenker van de versleutelde berichtendienst Signal, is een belangrijke reden voor de centralisatie die we telkens zien terugkeren, dat weinig mensen hun eigen servers willen draaien. Anders zou iedereen nu al zijn eigen webserver, mailserver en vele andere servers draaien. Bijna niemand doet dat. Hij ziet hetzelfde met vele Web3-applicaties. Als je bijvoorbeeld een Web3-app op je smartphone wilt draaien, moet je in principe ook een server voor de gebruikte blockchain draaien. Maar dat doet niemand op een smartphone. Dus de app communiceert met een server die elders draait, beheerd door een of ander bedrijf. Bedrijven zoals Infura (infura.io) en Alchemy (alchemy.com) zijn daarin gespecialiseerd. Maar zo creëer je weer centralisatie. De apps vertrouwen gewoon op de API van Infura of Alchemy in plaats van zelf van de Ethereum-blockchain gebruik te maken.
Zo was Marlinspike verbaasd toen hij een NFT op OpenSea (opensea.io) plaatste en die vervolgens van deze marktplaats werd verwijderd, omdat hij de gebruiksvoorwaarden zou schenden. Daarna zag hij de NFT ook in geen enkele van zijn cryptowallets meer. Hoe kon dat? Blijkbaar gebruiken al die wallets gewoon API’s van onder andere OpenSea. En toen OpenSea Marlinspike’s NFT ten slotte verwijderde, gaf de API deze ook niet meer terug, hoewel de NFT nog altijd beschikbaar is op de blockchain. Zo gedecentraliseerd is Web3 in de praktijk dus ook niet.